Menu

Jaren 1963-1973, Jaren 1983-1993

Aardig merkwaardig (1983)

Door Louis van Keller

Louis van Keller in 1965

Onder de wat zakelijke titel “Herinneringen” schreef Louis van Keller 30 jaar geleden aardige en merkwaardige herinneringen op uit zijn toen al 30-jarige carrière bij RC ’t Gooi. Op de titel na hebben we niets aan Louis’ verhaal veranderd, behalve dan dat het nu mét plaatjes verschijnt. En nu Louis aan het woord.

We zitten toch nog steeds in de “Lustrum” sfeer en daarom, op verzoek van Tineke Jacobs, hierbij wat rugbyherinneringen. Schrijf maar wat grappigs, zei Tineke. Makkelijk gezegd. Niet dat er zo weinig gelachen is in die 30 jaar dat ik bij de rugbyclub ben, maar in de loop der jaren verdwijnen heel wat details.

Nederlands team, 1950. Achter: Ab Rootlieb (Gooi), Siep Reijnders (AAC), Cor de Rie (Gooi), ? (DSRC), vd Hoek (DSRC), Ben Ziepzeerder (AAC), Anton vd Beek (AAC), Toon Bogers (AAC), ?, Ref ?, voor: Piet Dijkman (Gooi), Ab Nordeman (Gooi), ? (DSRC), Werner Buchner (Gooi), Joop van Vught (AAC), ?, ?, ?

Mijn kennis van het spel dateert overigens al van voor mijn lidmaatschap, toen ik op sportpark Zuid in Bussum naar mijn rugbyende broer ging kijken. Ik herinner mij zelfs nog die legendarische scrumhalf van AAC, Joop van Vught. Of hij nu werkelijk zo goed was weet ik niet, ik ben hem niet vergeten omdat hij nou bepaald niet het type van een stoere rugbyer was. Klein, tenger, blekig, kalend, tanig. Meer het type van een boekhoudertje op een stoffig kantoortje. Als dan die grote, zware kerels van AAC, ARVC of ’t Gooi over dat mannetje heen vielen, dan was iedereen op de tribune elke keer weer vol verbazing dat dat taaie mannetje ook elke keer weer gewoon opstond. Zoiets als die kip die overreden wordt door een reusachtige wals, haar veren schudt en zegt: “Tjonge tjonge, dat was nog eens een haan!”.

1934-35 Kamperen met Henk Kruissink (mede-oprichter en eerste voorzitter van RC ’t Gooi), Bob Lamberton, Johan de Kooter, Witte van Heijningen (die in 1933 de eerste try voor RC ’t Gooi scoorde

Speler van het eerste uur Van Heijningen sprak onlangs in ons clubhuis over die merkwaardige boom die midden in RC ’t Gooi’s eerste rugbyveld stond. Nou, iets dergelijks had sportpark Zuid ook. Oorspronkelijk was het sportpark gebouwd voor concours hippique. In de grond was een betonnen bak gemaakt en gevuld met water moesten daar de paarden over springen. Die betonnen bak was er nog steeds, lag precies in het goalgebied en leek net een vijver na enkele flinke regenbuien. Geen tegenstander deed iets als de bal in die vijver dreef en de Gooiers scoorden menige try door de bal daar alsnog te (onder)drukken. Ernst Sandtmann was er specialist in.

Van Ernst herinner ik mij ook nog een andere escapade. Nijenrode had in die dagen een vreselijk modderig veld. Pure rivierklei. Na een paar regenbuien lag er een laagje water op en was het veld zo glad als spek. We zijn na afloop weleens met onze rugbyspullen aan onder de douche gegaan. Eens tijdens zo’n glibberpartij sprintte fullback Ernst naar de bal, gleed uit, viel languit op zijn buik, gleed als een surfplank zo’n 7 á 8 meter over het veld en schoot als een raket in een sloot, twee meter naast het veld. Wat hebben we gelachen.

Oude Meesters 1974. Achter: Peter Oomens, Piet Bakker, (voorhoofden van) Hans en Joop vd Bovenkamp, John Heydendahl, Hans Walscheid van Dijk, Cees van Gelderen, Eisse Zorge, Frans Lambour, Joop van Gelderen, Pieter Luteyn, Peter Akkermans, midden: Ge Meerman, Piet Dijkman, Chris Veerman, Rob Plat, Henny Westerweel, vooraan: Dolf Ubaghs, Arnold de Wolf, Ernst Sandtmann, Tom de Mey, Paul Wurster

In die jaren moest je je vaak met een enkel straaltje koud water behelpen na de wedstrijd. Dat koude water deed menig Gooier besluiten zijn kleren bijeen te graaien en thuis onder de douche te gaan. Zo ook Gé Meerman. Hij pakte zijn kleren en zat even later in de auto op weg naar Amsterdam. Jammer genoeg had hij ook de broek van Piet Dijkman meegenomen. Knoestige Piet zat er niet mee en recipieerde even later doodgemoedereerd in zijn modderige rugbybroek-tot-op-de-knieën in de stamkroeg van de club, Café-restaurant Prinses Margriet.

Eens reden we, op weg naar een wedstrijd tegen Den Haag, met 5 Gooiers geklemd in een Volkswagen-kever Den Haag in toen de bestuurder van een Opel meende gesneden te worden. De Opel werd dwars op de weg gezet en eruit stapte een klein, giftig Indonesiërtje. De Volkswagen stopte en eruit stapte 1 kerel, 2 kerels, 3 kerels………, 4 kerels………, 5 kerels! De Indonesiër stond stil, wilde iets zeggen, stond met zijn mond open te kijken naar die vijf woeste kerels die op hem afkwamen, slikte zijn woorden in, stapte snel in zijn auto en scheurde weg.

En dan al die aardige, merkwaardige mensen die ooit ons shirt droegen. Eens hadden we een trage, met veel te grote passen lopende speler. De meeste tegenstanders waren hem te snel af maar moedig zette hij dan al sjokkende de achtervolging in. Al spoedig het hopeloze van de strijd inziende besloot hij dan, om zijn gezicht te redden, zijn “sprint” met een prachtige, spectaculaire zweefduik…. in het luchtledige.

Noordwijk, demonstratiewedstrijd tegen Hilversum, van rechts af: 4e Loek van Keller, 7e Koen Schols, 8e Dolf Ubaghs, 15e André van Keller

Koen Schols was een goeie rugbyer met een chronisch tekort aan conditie. Ik herinner mij van hem, dat hij menig keer prachtig doorbrak en het veld over sprintte, om vervolgens enkele meters voor de tryline dodelijk vermoeid, over zijn eigen voeten struikelend, tegen de grond te smakken.

Dolf Ubaghs is misschien de beste tackelaar geweest die de club ooit gehad heeft. Dolf tackelde de eerste center met zoveel snelheid en kracht dat hij en passant de tweede center meenam. In de laatste jaren van zijn carrière had dat goede tackelen één groot nadeel. Ons Dolf hield zijn hoofd aan de verkeerde kant, zodat de tegenstander op hem viel, waardoor Dolf menig keer voortijdig het veld moest verlaten.

Als vierkant gebouwde Erik Neumüller van ARVC (meestal kwamen ze met niet meer dan een man of 10 naar Bussum) de bal had, schalde zijn strijdkreet over het veld: “Ratatata!”. De kreet van ’t Gooi in die dagen was: “van ijzer Gooi!”.

Tweehonderdtwintig pond zware en 1.95 m grote John Heydendaal kwam uit een familie van Monte Carlo rijders. John zelf kon er ook wat van. O jee, als hij dat ging demonstreren. Eerst pakte hij dan op volle snelheid een benzinestation. D’r op en er weer af met honderd zoveel kilometer. Daarna kwam een gevaarlijk kruispunt. Volgens John moest je die als volgt oversteken: flink gas geven, de handrem aantrekken, stuur omgooien en achterste voren stoof je dan het kruispunt over. Dat was véél veiliger volgens John. Nee, dan deed mijn beste vriend Alfred Kinébanian het anders. Reden we met vijf auto’s naar Amsterdam, dan waren de eerste vier auto’s zo ongeveer bij Diemen als Alfred nog steeds links, rechts, links, rechts turend bij het eerste kruispunt in Naarden stond.

Onze grote truc met lichte en uiterst lenige Alfred (hij was de enige die zelf zijn hele rug kon wassen) was om hem te posteren naast de meest gevaarlijke line-out springer van de tegenstander met als opdracht: “sla zijn benen weg, op het moment dat hij helemaal boven is”. Dat deed Alfred nauwgezet. Kwam zo’n tegenstander verkeerd, plat op zijn rug, op de grond, dan hoorde je: “Pfffffffff”, een tijdje niets, waarna moeizaam piepend en kreunend: “hie, hu, hie, hu, hie, hu” de adem weer op gang kwam.

RC ’t Gooi-bestuur in 1963. Dolf Ubaghs, Louis van Keller, Jaap Simons, Ernst Sandtmann, Bas Hageman

Egbert Otten ging mee kijken bij een uitwedstrijd en stond voor hij het wist in het veld voor zijn eerste wedstrijd. Bas Hageman was een veel betere sprinter dan tackelaar. Ik herinner mij, ik geloof dat het bij Te Werve was, dat Bas de achtervolging inzette op een heel dikke prop van de tegenpartij die rechtstreeks op de tryline afstevende. Bas had hem spoedig ingehaald, maar dan moest de tackel komen, komen, komen, komen en dat duurde en duurde en duurde.  De dikke prop met Bas’ adem in de nek werd nerveuzer en nerveuzer. Keek om, keek weer om en viel toen over z’n eigen voeten. Van die komische strip hebben we toen buikpijn overgehouden.   

Henk Werkman is de langste speler die we ooit gehad hebben: 2.06 meter! Na een drukke zaterdag en een onbeslapen zaterdagnacht speelden we in Hannover onze tweede wedstrijd op zondag. Bij een lange kick ver over ons heen waren we volkomen gerust, dat onze goeie Zuid-Afrikaanse Willem van Drimmelen dat wel zou klaren. Toen we omkeken zagen we….. Willem van Drimmelen languit in diepe slaap in het 25-gebied liggen.

“Engelsman” The Mai (Ton de Mey) in 1970

Beste herinneringen bewaren we ook aan die vele demonstratiewedstrijden die we in de loop der jaren speelden op Koninginnedag ergens op het platteland. Eerst de koeinnn van het laaand en daaan die gekke ruggebieers d’r op. Eens zouden we tegen Engelsen spelen. Toen die niet kwamen bouwden we 15 Gooiers om tot Engelsen. De luidspreker riep de namen om: “King, Fox, Uncles, The Mai, Flat” enz. Zoiets zouden we best nog eens kunnen doen. Bijvoorbeeld een Duits team bestaande uit Schindler, Elfferich, Schneider-Bloksch, Von Eichen, Bäkker, Wilhelms, Platsch, Zinholtz, Telcht!!, Völker und Dirch-Johann Lindenbaum onder leiding van der Fritz Frankfurt tegen een Gronings-Fries team met spelers als Steginga, Ettema, Houba, Scheltema, Frankema en Graderma.

Nu stop ik. Vervolg over 5 jaar.

Meer lezen over rugby-herinneringen? Ga naar:

Ben Hosman in gesprek met Herman Nijhuis

“Een leuk stel mannen”

63 Jaar liefde voor rugby

Comments are closed.