
Van Broekhuizenbeker
Op de website van Rugby Nederland staat een lijst met rugby-landskampioenen. De oudste vermelding is van 1936. Dat is één jaar na het instellen van de Van Broekhuizenbeker als wisselprijs voor de landskampioen. En dat maakt, dat eerdere kampioenen (zoals het Groningse Forward in 1921) in deze lijst niet voorkomen. Verder valt op, dat de kampioen uit de eerste twee jaren – 1936 en 1937 – een en dezelfde club is, namelijk ARVC: de Amsterdamsche Rugby Voetbal Club. ARVC valt ook op, doordat het de enige voormalige landskampioen is, die niet meer bestaat. Wat je aan de lijst niet ziet, is dat ARVC twee keer is opgericht en twee keer is opgeheven. Het verhaal van de kampioen met twee levens.

Algemeen Handelsblad 9 maart 1930; ARVC op 5 maart 1930 opgericht
Eerste leven: 1930 – 1944
ARVC werd opgericht op 5 maart 1930. In die tijd was de eerste Nederlandse rugbybond al een aantal jaren opgeheven en de tweede nog niet opgericht. Je kon alle rugbyclubs in Nederland op de vingers van één hand tellen. Dan hield je nog vingers over. Volgens De Bussumse Courant van 22 maart 1935 begon ARVC bij de Engelse student Gibson. Die organiseerde samen met de Zuid-Afrikaanse studentenvereniging in Amsterdam een bijeenkomst voor geïnteresseerden in het oprichten van een rugbyclub. Er kwamen vooral buitenlanders op af. Dankzij Zuid-Afrikaanse spelers speelde ARVC vanaf het begin al een heel behoorlijk potje rugby.

Beeld uit de eerste thuiswedstrijd op de Schagerlaan op 25 oktober 1930. ARVC-DSR-C 23-3 (Algemeen Handelsblad, 27 oktober 1930)
Rugby meer bekendheid geven

Old Dunstonians RFC wapen
Men wilde door wedstrijden en lezingen het spel meer bekendheid geven en ging voortvarend van start. Op 16 maart zou er tegen Eindhoven RC gespeeld worden, op 12 april tegen de Delftsche Studenten en op 19 april tegen de Old Dunstonians RFC. Het kostte de nieuwe club nogal wat moeite om een eigen terrein te vinden. Maar in oktober 1930 lukte dat. Het terrein lag in Amsterdam aan de Schagerlaan, een zijstraat van de Ringdijk (tussen Amstel en Middenweg). Op zaterdag 25 oktober 1930 speelde ARVC daar zijn eerste thuiswedstrijd. Tegen de Delftsche Studenten werd het een overwinning met 23 – 3.

Verlate uitreiking in januari 1937 van de Van Broekhuizenbeker aan de kampioen 1936, ARVC (De Telegraaf, 18 januari 1937)
ARVC aan de top
Het tweede jaar verliep minder gunstig door het vertrek van vele buitenlanders. ARVC kon nauwelijks een vijftiental op de been brengen. Er moesten geregeld spelers geleend worden. Maar er werden tegelijk jonge Hollandse krachten opgeleid, waardoor de wedstrijdresultaten geleidelijk beter werden. “Thans staat A.R.V.C. aan de spits en levert het beste spel van Nederland” schreef De Bussumse Courant op 22 maart 1935, bij het eerste lustrum van ARVC. “Maar bovenal kan A.R.V.C. met groote voldoening terugzien op haar propagandistischen arbeid, waarvan het gevolg is, dat de rugby-sport in Nederland een zeker begin gekregen heeft en beter bekend geworden is”. Het bewijs dat ARVC aan de top stond werd geleverd in 1936 en 1937. De club werd twee keer achter elkaar winnaar van de Van Broekhuizen-beker en dus landskampioen.

ARVC voor de tweede keer Nederlands kampioen in 1937 (Algemeen Handelsblad, 6 april 1937)
Geleidelijk aan minder
Na deze triomfen ging het geleidelijk aan minder met de club, hoewel er nog wel steeds spelers voor het nationale team geleverd werden. De teruggang werd nog versterkt in de bezettingstijd, toen rugby-spelen steeds lastiger werd en er steeds minder wedstrijden waren. Vanaf september 1944 tot de bevrijding in mei 1945 lag het helemaal stil. Na de bezetting kwam het rugby moeilijk op gang. ARVC had te weinig spelers om wedstrijden te kunnen spelen. Pas zo’n 7,5 jaar later, in januari 1952, vertoonde de patiënt weer tekenen van leven.
Tweede leven: 1952 – 1957
Oud-ARVC’ers die lid waren geworden van AAC namen in januari 1952 het initiatief om hun vroegere club weer op te richten. In Amsterdam wonende leden van RC ’t Gooi gingen daarin mee. De heren Jones, Meerman, Paans, v.d. Hooft, Termeulen, Graeff, Jongman en O’Connor werden opnieuw lid van het “nieuwe” ARVC. Met oud-leden van AAC en RC ’t Gooi plus nieuwe aanwas wilde men de basis leggen voor een levensvatbare club. In februari 1953 kreeg ARVC een veld in onderhuur, het ARTA-terrein, aan de Amstelveenseweg 810, tegenover de ingang van het Bosplan. Ze konden toen ook thuiswedstrijden gaan spelen. Maar onvoldoende leden zou een chronisch probleem voor ARVC zijn. “Meestal kwamen ze met niet meer dan een man of 10 naar Bussum” herinnerde ons erelid Louis van Keller zich.
Kwakkelen en overlijden

De badge van ARVC
De heroprichting van ARVC betekende de nodige opzeggingen bij AAC en RC ’t Gooi. Dat vonden ze natuurlijk niet leuk. Daar stond tegenover dat er een “nieuwe” club bijkwam, min of meer in de buurt. En dat was prettig voor de reistijden en de reiskosten. Na zo’n vijf á zes jaar kwakkelen hield ARVC het rond 1957 voor gezien. Dat blijkt uit het aantal berichten in de Nederlandse kranten (aankondigingen van wedstrijden, uitslagen, standen) waarin ARVC genoemd werd. Gemiddeld zijn dat er zo’n 3 tot 5 per jaar in de periode 1952 tot en met 1956. In 1957 wordt slechts één bericht over ARVC (verlies met 30-0 van AAC II, in februari 1957) vermeld. En vanaf 1958 geen enkel bericht. Het is daarom waarschijnlijk, dat ARVC in de loop van 1957 voor de tweede keer is opgehouden te bestaan. Deze keer definitief.
Meer lezen over rugby in de jaren ’20 en ’30? Ga naar: